-
1 Bogen
Bogen〈m.; Bogens, Bogen; meervoud ook Bögen〉♦voorbeelden:große Bogen spucken • hoog van de toren blazen -
2 Dreh
〈m.; Dreh(e)s, Drehs〉1 draai, draaiing♦voorbeelden:den richtigen Dreh finden, heraushaben • de slag te pakken hebbenim Dreh sein • lekker op dreef zijn¶ 〈informeel; figuurlijk〉 um den Dreh • zo ongeveer, om de rooi -
3 Kurve
-
4 die Kurve heraushaben
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский